Op dit moment ein ‘hot item’ det idderein vervult met aafschuw!! We dinke metein aan die jônges die heej geronseld waere um in Syrië te gaon vechte veur eur gelauf. We zeen de verschrikkelikke beelde bijna rechstreeks euver de tillevisie. Hoe zulle die straks truuk kômme. Doezend ‘waorum’ vraoge bliëve onbeantwoord. Maar 150 jaor geleeje stônd d’r auk al unne oproôp in ut Venloosch Weekblad um te gaon vechte veur ut gelauf. Paus Pius IX reep katholieke jônges op um zich te melde as zouaaf in zien leger! Auk zes Bliërickse jônges ware d’r beej. Daor woel ik waal wat miër euver weite!!
Op 12.01.1867 doet het Venloosch Weekblad een oproep aan jonge katholieke mannen om zich te melden als zouaaf in het leger van Paus Pius IX. Om zouaaf te kunnen worden moest wel aan een aantal voorwaarden voldoen: men moest katholiek zijn, een bewijs van goed gedrag hebben (afgegeven door de pastoor), medisch goed gekeurd zijn door een dokter, minstens 18 jaar zijn, ongehuwd zijn en geen kinderen hebben, je voor een half, twee of vier jaar aan de krijgstucht willen onderwerpen en een bewijs hebben dat je vrijstelling van militaire dienst had of de militaire dienst vervuld had (afgegeven door de burgemeester). De zouaaf werd aangesproken op zijn geloof en de overtuiging voor een rechtvaardige zaak te vechten. Hun strijdkreet was: ‘De zaak des Pausen is de zaak van God!’. Toch is er nog een belangrijke reden geweest om dienst te nemen. Men hoopte dat indien men met roem overladen thuiskwam dan zijn maatschappelijke en sociale positie aanmerkelijk zou kunnen verbeteren. Een zestal Blerickse jongens gaven gevolg aan de oproep, vijf hebben we kunnen traceren. Hun ongewisse ‘Roomse reis’ startte in klooster Sint-Louis in Oudenbosch voor een paar dagen inleiding, voordat men in Brussel na een militaire keuring het ‘Feuille d’enrôlement’ (inschrijvingsformulier) tekende. Per trein trok men dan naar Marseille en vandaar met de boot naar Rome. De ellende tegemoet!
De Blerickse zouaven
Jan Hermkens (1839-1902), zoon van Peter Jacobus Hermkens en Petronella Houba. Hij was getrouwd met Gertrudis Peeters (1844-1926), ze kregen acht kinderen, waarvan er drie jonge overleden. Ze woonden Pontanusstraat 1, hij was slager, veehandelaar en had daarnaast ook nog een café. Op 26.06.1869 bracht het Venloosch Weekblad dat Jan Hermkens na een tweejarige diensttijd is teruggekeerd, zie foto rechts.
Johan Hubert Schell (Tegelen 1843-1935), zoon van Mathis Schell en Sibilla Catharina Nicasuis. Johan Hubert trouwde in 1874 in Hochemmerich (D) met Agatha Hendrina Feijen (Tegelen1853-Blerick 1922). Hij was vóór 1881 pannenbakkersbaas in Bemmel, daarna voerman in Groesbeek en vanaf 1885 in Blerick. Hij werd op zijn negentigste verjaardag (23.11.1933) voor de Katholieke Illustratie gefotografeerd. Als oudste inwoner van Blerick, in zijn oude zouavenpak met de Pauselijke onderscheiding Bene Merenti.
Antonius Huijs (1844-), zoon van Gerard Huijs en Aldegondis Vaessen. Vertrekt 12.04.1867 samen met Jacobus Wilders naar Rome, en keert in mei 1869 weer thuis. In de krant staat: ‘Donderdag j.l. keerde A.Huijs, een der voor twee jaren uit Blerick opgetreden Zouaven herwaarts, zijn medemakker onder den lommer der St.Pieterskerk begraven en buiten twijfel in ’s Hemels Eden verwelkomd, nalatende.’ Antoon Huijs wordt door de Liedertafel (mannelijk zangkoor) van Hout-Blerick verwelkomd. Hij kreeg van paus Pius IX het Mentanakruis Fidei et Virtuti als zouaaf 2e klasse [15.02.1868]
Jacobus Wilders (Velden 1847-onbekend), zoon van Franciscus Wilders en Anna Margaretha Heldens. Zijn moeder overlijdt in 1857 en zijn vader in 1865. Hij vertrekt 12.04.1867 samen vanuit Blerick met Antoon Huijs naar Rome, en keert waarschijnlijk niet terug, verdere gegevens ontbreken.
Louis Grubben (1851-1905), zoon van Gerard Grubben en Maria Catharina Gubbels. Hij was landbouwer en trouwde in 1872 met Hendrina Keunen (1851-1934). Op 11.01.1868 wordt de behouden terugkeer van de zouaaf Louis Grubben gemeld, zie rechts.
Wat zijn zouaven?
In de eerste helft van de negentiende eeuw ontstond in Italië een sterk nationaal bewustzijn dat tot uiting kwam in een streven naar staatkundige eenheid in het land. De vele staatjes wilden zich verenigen in één Italië. Dit betekende een gevaar voor de onafhankelijkheid van de Kerkelijke Staat, waarvan de Paus het hoofd was. Victor Emmanuel II, koning van Sardinië, veroverde in 1860 een gedeelte van het pauselijk gebied, dat het midden van Italië besloeg. Sicilië en Zuid-Italië sloten zich na een succesvolle expeditie van vrijheidsheld Garibaldi hierbij aan. Zo ontstond het Koninkrijk Italië met Turijn als voorlopige hoofdstad. Paus Pius IX behield nog slechts Rome met omgeving, het zogenoemde Patrimonium Petri. Hij begreep dat hij een sterker leger nodig had om zijn grondgebied te verdedigen.
De Paus richtte daarom een oproep tot de katholieke jongeren in de wereld om hem te hulp te komen. Onder leiding van een Franse generaal werd het ‘Regiment der Pauselijke Zouaven’ opgericht, waarin vrijwilligers uit diverse landen dienst namen. De zouaven werden aldus genoemd naar een dappere inheemse stam in Algiers, die zich aan de Fransen had onderworpen en waaruit een keurkorps van het Franse leger was gevormd.
Met ruim 3.000 man vormden Nederlanders het grootste contingent. Het enthousiasme in katholieke kring was hier nog groot, in tegenstelling tot andere landen. Oudenbosch was in de jaren 1864-1870 het voornaamste verzamel -en vertrekpunt van de aspirant-zouaven vanuit Nederland. In 1870 bezette het Italiaanse leger het overgebleven deel van de Kerkelijke Staat.
De eenheid van Italië met Rome als hoofdstad was een feit. De Paus trok zich als vrijwillige gevangene terug in het Vaticaan. De zouaven verlieten de Italiaanse bodem. [zie website: Zouavenmuseum]
Mentana
Tussen 1861-1866 vochten de zouaven voornamelijk tegen de soldaten van de beroemde Giuseppe Garibaldi (1807-1882). Ondanks hun volledige toewijding waren zij niet opgewassen tegen de Italianen. In 1867 kreeg de paus steun van de Franse keizer Lodewijk Napoleon III (1808-1873). Een gecombineerd leger van Fransen en zouaven brachten Garibaldi’s soldaten een zware nederlaag toe tijdens de Slag bij Mentana (03.11.1867) in datzelfde jaar. Een monument ter nagedachtenis van de gesneuvelde zouaven werd opgericht door Pius IX op de begraafplaats Verano te Rome.
Veel Nederlandse katholieken hadden geen idee van wat hen te wachten stond in Italië. Succesverhalen zoals overwinning van bij Mentana werden gretig gelezen door katholieke jongeren. Het idee dat er eer verworven kon worden op het slagveld gaf een sterk vertekend beeld van de harde realiteit. Het waren voornamelijk zouaven die aan de frontlinie vochten. Bij Mentana leden zij dan ook de zwaarste verliezen. Bovendien waren de leefomstandigheden voor de zouaven in Rome erbarmelijk. Ziektes waren vaak een grotere vijand dan de Italiaanse soldaten.
Een koude ontvangst
In 1870 trok Frankrijk haar strijdmacht uit Rome terug voor een oorlog tegen Pruisen. Datzelfde jaar nog viel het Franse keizerrijk uiteen na een desastreuse nederlaag bij Sedan. Zonder de Franse steun was het einde nabij voor de Pauselijke staat. Op 20 september 1870 viel Rome na verschillende aanvallen van het Italiaanse leger. De overgebleven zouaven werden gevangen genomen en uiteindelijk huiswaarts gestuurd.
De meeste Nederlandse zouaven keerden na de val van Rome terug naar Nederland. Velen van hen raakten na aankomst echter hun staatsburgerschap kwijt. De Nederlandse regering oordeelde namelijk dat zij hadden gediend in een vreemde krijgsdienst. In tegenstelling tot de reactie van de overheid werden de Nederlandse zouaven als helden ontvangen door de katholieke gemeenschap. Groot was de achting voor de zouaven, en tot hun dood droeg men de trots met zich mee zoals blijkt bij het overlijden van een van de laatsten der zouaven.
Oud-Zouaaf J.Schell te Blerick overleden
Vrijdagnacht omstreeks 4 uur overleed te Blerick de oud-zouaaf J. H. Schell. De oud-zouaaf J. Schell werd geboren te Tegelen den 23 Nov. 1843. Hij behoorde tot een der weinige overlevenden, die eens, meer dan een halve eeuw geleden, in jeugdig enthousiasme en geestdrift optrokken naar de Eeuwige Stad en hun wapens en leven in dienst stelden van Paus Pius IX ter bescherming van liet Patrimonium Petri tegen de rooversbenden van Garribaldi. Hoewel dhr. Schell toch bijna de volle zwaarte van een eeuw te dragen had, was hij in Blerick een welbekende, die men dagelijks in gezelschap van zijn hond een wandeling zag maken door de straten en bij voorkeur langs de Maas. In November van verleden jaar vierde hij nog onder groote belangstelling zijn 91sten verjaardag en het leek de meesten of deze oude man niet kon verslijten, zoo opgeruimd en flink zag hij er nog uit. Deze flinkheid en opgeruimdheid heeft hij trouwens tot zijn laatste dag bewaard. Een lichte verkoudheid deed zijn zoon, bij wien hij reeds jaren inwoont, besluiten om een dokter te raadplegen. Hoewel de oude man er oogenschijnlijk gezond uitzag, adviseerde Dr. Vos om hem maar van de laatste Sacramenten te doen voorzien. Voorzichtig deelde hij dit den oud-zouaaf mede en trachtte hem nog gerust te stellen. Dit was echter overbodig. Met een glimlach hoorde hij hem aan en zei: ‘Wij, oud-zouaven zijn niet bang voor den dood.’ Met volkomen helderheid van geest ontving dhr. Schell donderdagavond de laatste H.H. Sacramenten der stervenden. Hoewel toen nog niets op een naderend einde wees, overviel hem plotseling een benauwende hoestbui, die zijn krachten schijnen uitgeput te hebben. Tegen 4 uur gaf hij kalm en zacht den geest. Dhr. Schell was begiftigd met de pauselijke onderscheiding Beni Merenti. De plechtige begrafenis zal plaats hebben in die St.Anthoniuskerk te Blerick op Maandag a.s. om half tien. Na het overlijden van dezen oud-zouaaf zijn er in Limburg nog slechts 2 oud-zouaven overgebleven. [Limburger Koerier, 16.02.1935]
Ik wil neet oordeile euver goôd en kwaot, zuu neet dörve um de zouave te vergeliëke met wat d’r noow gebeurd. Ik vind allein det ôzze zeuns noeijt môtte gaon vechte veur wae dan auk, en al gaar neet veur welk gelauf dan auk.
Maar ja, wae bin ik? En is ut noow eine anderen tiëd?