Tussen de Verbindingstraat en de Ottostraat lag vóór 1957 de inleggerij van Luycks. Vanaf de Nieuwborgstraat lag op nummer 5 eerst een langwerpige lage witte fabriekshal, dat was de Firma van de Vinne, metaalbewerking, vernikkelen en verchromen. Daarnaast op nummer 7 lag Luycks met aan de kant van de Nieuwborgstraat een grote opslagplaats voor vaten en kratten. Dan kreeg je op Ottostraat 9 de gezusters Brands, grossiers in chocolade, biscuits en suikerwerken. En dan kwam de Mariaschool. Ik kan het me nog goed herinneren als ik met mijn vader vóór op de fiets mee mocht naar de Wassum. Als ik daar aan terug denk weet ik zelfs nog hoe het rook. Op de Nieuwborgstraat passeerden we eerst aan de linkerkant achter de van Stockemstraat de verffabriek van Vossen, waar je de oplosmiddelen goed van rook. Het irriteerde je neus. Meteen daarna rechts aan de overkant ging dat over in die zurige lucht van de ‘luikskes en kumkummerkes’ van Luycks. Dat rook wel lekker, het water liep me altijd in de mond. Weer heel anders dan die ijzerlucht van de fabriek van de gebroeders Holthuis, die schuin tegenover lag. Een stukje verder sloegen we linksaf de St.Jozefstraat in, langs het fabriekje van Blanken en we fietsten Blerick alweer uit. Mijn vader moest even stevig op de pedalen, want een stukje verder ging het bergop. Niets valt er meer te herkennen, in 1957 werd de fabriek van Luycks gesloten. De Venlose Krant schreef 19 juli 1957: ‘De conservenfabriek en de inleggerij van de firma J.A. Luycks te Blerick wordt opgeheven en naar Amsterdam verplaatst. Het vrijgekomen terrein wordt voor wegenaanleg gebruikt.’ De Directie spreekt dit tegen in de IJmuider Courant van 23 juli 1957: ‘de inleggerij te Blerick wordt na de oogstcampagne in haar geheel verplaatst naar het nieuwe pand in Diemen’. Er was volgens hen geen sprake van opheffing. Het Utrechts Nieuwsblad vermeldt dat het fabriekje een vaste personeelskern had van 20 man, maar in het seizoen kwamen daar nog eens zo’n 150 man (en vrouw) bij. Eigenaar was Jan Adriaan Luycks (1875-1951), hij begon in 1898 als importeur en verkoper van mosterd en werd in 1905 zelf producent. Hieronder zijn verdere carrière. In 1957 verhuisde de hele activiteit van Amsterdam naar Diemen. Veel geluk had de familie Luycks niet met die verhuizing naar Diemen. In de ochtend van 18 januari 1963 brak een brand uit in de fabriek in Diemen. Het blussen van de brand werd bemoeilijkt door de extreme kou op die dag. Het was de koudste winter in Nederland van de 20e eeuw en de dag is de geschiedenis ingegaan als de datum van de zwaarste Elfstedentocht. Deze dag was een van de koudste dagen in deze winter, er werden temperaturen van -20° C gemeten en het scheepvaartverkeer op de grote rivieren werd geheel gestopt. De vrijwillige brandweerlieden van Diemen en de brandweer van Amsterdam moesten het ijs op de nabijgelegen Weesper-trekvaart open hakken om aan bluswater te komen. Het gespoten water bevroor echter onmiddellijk, terwijl de grote hoeveelheden aanwezige slaolie de brand aanwakkerden. De fabriek brandde dan ook geheel af en het duurde drie dagen voor de brand werd bedwongen. Er werkten toen ongeveer 350 mensen in het bedrijf. In januari 1964 werd een nieuwe fabriek in gebruik genomen. Ernaast stond een bord met de tekst ‘Hier haalt Abraham de mosterd’. In 1974 verkocht de familie Luycks het bedrijf aan Nutricia. Blerick verloor in 1957 voor zo’n 20 mensen vast werk en 150 seizoenwerkers konden in de komkommertijd hun bijbaantje vergeten. Momenteel ligt er een subkampje, en de Alberickstraat en Gosewijnstraat lopen nu dwars over de voormalige inleggerij van Luycks. Blerick hoeft zeker geen monument te betreuren, maar de herinnering aan de ‘zore luikskes en kumkummerkes’ is gebleven.