Die 15 kilometer aflegt in 47 minuten is een hele grote
Een monument uit de regionale atletiek is niet meer. Woensdag 24 november 2021 is Arie Verbaan op 95-jarige leeftijd overleden. De oudere mensen uit Blerick kennen hem als de markante visboer op zijn gele houten klompen in het straatbeeld. Binnen de atletiek is Arie Verbaan vooral bekend als die geweldige hardloper die vanaf 1950 decennia lang die gevreesde topatleet was. In ontelbare (inter)nationale crossen en wegwedstrijden was Arie de te kloppen man. Arie was 73 jaar trouw lid van zijn atletiekvereniging Scopias, voorheen Festina. Persoonlijk ken ik Arie vanaf 1957, toen ik als tienjarig manneke lid werd bij Festina en enorm tegen hem opkeek.
Arie Verbaan heeft
regionale sportgeschiedenis geschreven. Als ik op zoek ga naar de sporen die
hij achter heeft gelaten, liggen die voor het oprapen in de Historiek van de
Limburgse atletiek[1],
de Nederlandse Allerbestenlijsten en in m'n eigen archief. In dat laatste vond
ik een zorgvuldig bewaarde pagina 11 van het Dagblad voor Noord-Limburg van
donderdag 21 juni 1979 die geheel gewijd was aan Arie. Ter gelegenheid van zijn
30-jarig jubileum als wedstrijdatleet werd op sportpark Herungerberg een
internationale veteranenwedstrijd georganiseerd. Tegenwoordig heet dat met een
chique woord masters. Graag deel ik met jullie enkele anekdotes uit dat artikel.
Met wat verbindende tekst waarmee ik de warme sympathie uitdruk voor Arie
Verbaan.
Arie, geboren en
getogen in Scheveningen, kwam als jochie van tien met z'n ouders naar Blerick.
Z'n vader reisde daarvoor al vijftien jaar wekelijks naar Venlo om zijn vis te
verkopen. Meteen na de lagere school stapte ook Arie in de viszaak van zijn
vader, de branche die hij altijd trouw is gebleven. Wie kent hem niet van de
weekmarkten in Venlo en Blerick? Ik wel, en weet nog dat hij naast zijn viskar bij
ons de straat inkwam. En dan galmde het een paar keer tussen de huizen: ’Haring, verse haring, haring als
scholluhhhh . . . . ‘, waarna de huisvrouwen zich naar de haringkar
spoedden.
Arie zegt over die
tijd: ‘Loopbenen heb ik
gekregen naast de bakfiets! Met mijn grote passen noemden de mensen aan wie ik
vis verkocht mij al de hardloper. Als ik mijn vis had verkocht, kon ik pas naar
huis fietsen, voor die tijd, nou ja, rende ik naast m'n karretje. Dat was het
begin . . .‘.
‘Je moest hard werken en tijd voor sport was er nauwelijks. Aanvankelijk bokste
ik bij de VBC (Venlose Boks Club), dat was in de oorlog. In 1944 organiseerde
de club een veldloop waaraan ook twee atleten van AV Blerick deelnamen. Ik werd
derde achter die twee atleten (Gerrit Hermans en Mandje Titulaer) en dat was
een behoorlijke opsteker om met lopen door te gaan. In 1949, toen ik uit
militaire dienst kwam, begon mijn loopavontuur met een wilde wedstrijd van DOS
Tegelen. Ik won die wedstrijd en aansluitend zat ik meteen bij AV Blerick’.
‘Tot en met 1958 heb ik alle wedstrijden, die ik liep netjes bijgehouden in een
boekhoudschriftje, daarna vond ik het welletjes. Ik geloof toch minimaal
duizend wedstrijden te hebben gelopen’.
Arie Verbaan bracht het al snel tot de nationale ploeg, zowel op de baan als met de cross. Zijn eerste interland was de Cross des Nations in Parijs in 1953: ‘Toen begonnen mijn beste jaren, want ik zat dus in de Nederlandse ploeg en ik behaalde in de jaren meteen daarna mijn beste prestaties’.
In de eerdergenoemde Historiek van de Limburgse atletiek wordt
dat allemaal bevestigd. Arie grossierde in aansprekende overwinningen op de
baan, weg en de cross. Daarbij sleept hij als kopman van Festina zijn
clubgenoten mee naar een hoger niveau (o.a. Hay Philipsen, Hay Verhagen, Antoon
Jonkers en Wienand Wienen), en regelmatig winnen ze de prijs voor het beste
team.
Arie vervolgt: ‘Och, toen wij
jaren geleden bij de Pope trainden was het met mij ook vrijwel elke zondag
raak: we maakten een wedstrijd van elke training, al wist je dat het niet zo
goed was, maar het was leuk. Ik had toen nauwelijks benul van het opbouwen van
een trainingsprogramma en met een optimale training was ik waarschijnlijk wel
wat verder gekomen dan gebeurd is. Toch ben ik tevreden, want ik loop nu nog
mijn wedstrijden met plezier’, Dat was in 1979. En hij doet nogal
bescheiden over zijn niveau, niet vermoedend dat hij met z'n 47 minuten en 4
secondes op de 15 kilometer nu nog héél hoog zou staan op de nationale
ranglijst!!
De reden waarom Arie
aan sport deed had ook te maken met zijn gezondheid, hij was astmapatiënt. Zijn
lichamelijke conditie verbeterde door het boksen (door de bokshouding en de
ademtechniek). ‘En het lopen van
lange afstanden geeft een prima doorbloeding en je leert langzamer ademen!
Tweemaal ben ik korte tijd gestopt met lopen, maar de astma-aanvallen kwamen
dan binnen korte tijd terug’.
Het zal in 1975 zijn
geweest, Arie wilde meedoen met een nachtmarathon door Antwerpen. Hij vroeg mij
om met hem mee te gaan als chauffeur en begeleider. Ik zal het nooit vergeten.
Na de vrijdagmarkt kwam ik hem thuis ophalen en we reden samen naar Antwerpen. Het
was natuurlijk de meest slechte voorbereiding op een marathon die je maar kunt
voorstellen, aansluitend op de drukste dag van de week. Hoe ik Arie ook aanmoedigde
en te drinken gaf, het werd helemaal niks met die marathon, maar opgeven stond
niet bij Arie in de agenda.
Het gebeurde toen we ’s nachts naar huis reden. Op de autobaan voelde ik plotseling
het hoofd van Arie op mijn schouder. Ik probeerde hem wakker te schudden maar
hij was compleet van de wereld. Ik zette de auto in de berm en sleepte hem uit
de auto. Ik ging achter hem staan, trok zijn knieën omhoog en drukte zijn hoofd
tussen zijn knieën. Dat hadden ze me zo geleerd, dan zou het bloed weer naar
zijn hoofd stromen. Maar als niet onverdienstelijke tienkamper duwde ik
blijkbaar wat hard want Arie kukelde als een volle meelzak van het hoge talud
af. Net voor de sloot bleef hij liggen en kwam gelukkig weer bij zijn positieven.
Toen ik de volgende morgen informeerde hoe het met hem was, stond hij alweer
een paar uur op de markt in Venlo.
Ook na zijn
veertigste bleef Arie Verbaan onverminderd actief in de wedstrijdatletiek, en
bezocht hij meerdere wereldkampioenschappen voor masters. In Toronto, Brugge,
Coventry en Göteborg behaalde hij steeds klasseringen bij de beste tien op zijn
favoriete afstanden. Zijn grootste teleurstelling beleefde hij op een van die
kampioenschappen voor masters in 1978 in Viareggio (Italië). ‘Op de 10 kilometer lag ik op de tweede
plaats. De Amerikaanse koploper Franklin dubbelde mij in de zesde kilometer. Op
zijn laatste 100 meter liep ik vlak voor hem en dacht dat ik dus m'n laatste
ronde inging. Maar het waren er twee! Ik stopte met andere woorden na de 24ste
ronde en veronderstelde de zilveren plak gewonnen te hebben. Ho maar! En omdat
ik dacht te moeten finishen, beëindigden nog negen andere lopers na mij de
wedstrijd in de veronderstelling 25 rondes gelopen te hebben. Natuurlijk werden
we met z'n tienen gediskwalificeerd en kreeg de twaalfde binnenkomende de
zilveren medaille. Daar sta je dan als Hollandse visboer . . . . hahaha.’ Maar
Arie memoreert lachend meteen het andere uiterste van die minder plezierige
gebeurtenis: ‘Mijn mooiste
ervaring was ook Viareggio: namelijk het moment dat ik dacht dat ik tweede
was!’.
Bij de competitiewedstrijden konden we tot op hoge leeftijd altijd rekenen op Arie. Ook als die betere loper niet wilde opdraven omdat die competitiewedstrijd niet paste in zijn trainingsschema!? Ik weet nog dat ik Arie in zijn nadagen zag deelnemen aan de Oudejaarsloop in de Boekend. In die typische onverstoorbare bonkige loopstijl van Arie, schouders een beetje opgetrokken. Nee, Arie was zeker geen echte stylist! Het zware neerkomen van zijn overmaatse sportschoenen flop . . . flop . . . flop . . . verraden dat de jaren beginnen te tellen. Heel trots zeg ik tegen degene die naast me staan: ‘dat is Arie Verbaan!’. In de volgende ronde komt Arie in snelwandelpas voorbij, het laatste alternatief voor de atleet die niet van opgeven weet om op tijd binnen te komen. Met diep respect wacht ik bij de finish tot Arie binnenkomt! De meeste toeschouwers zitten al in de kroeg, de baancommissarissen zijn de boel al op aan het ruimen. ‘Wie zou er nog weten dat dit een héél groot atleet was?’, dacht ik toen bij mezelf.
Zaterdag 5 juli 2014 was
een bijzondere dag, Jan Bouten en ik hadden een reünie van oud-Festina-atleten
in de kantine van Scopias georganiseerd. Arie was destijds zijn tweede liefde gevolgd
en woonde op een appartement in Mechelen bij Antwerpen. We hadden er niet op
gerekend dat Arie ook zou komen, hij was tenslotte al 88 jaar! Maar het had ‘m
moeite gekost maar daar kwam die aan! Helemaal alleen in zijn autootje reed hij
vier uur op en neer om zijn eertijdse sportvrienden te zien. Natuurlijk was de
goedlachse en flauwe grappen vertellende Arie het stralende middelpunt. Twee
jaar later zochten mijn vrouw en ik hem op in Mechelen. Samen met zijn grote
sportvriend Frits Vaessen vierden we daar zijn 90ste verjaardag. Wij
hadden rijstevlaai van ut Bruuedje meegenomen en zijn vrouw vertelde van die
keer toen die politiewagen hem weer thuis had gebracht, Want Arie had besloten
na het doen van een boodschap voor zijn vrouw een forse omweg te nemen. Ze
waren zo bezorgd dat ze de politie hadden ingeschakeld. En Arie vertelde heel
nuchter: ‘Daar stopt die politiewagen naast me en vraagt: bent u meneer
Verbaan?’. Waarop Arie op zijn manier verschrikt reageert: ‘Ja, maar
waar kent u mij van?’.
Toen ik afgelopen
april hoorde dat Arie verhuisd was naar de Beerendonck in Venlo, hebben we hem
meteen opgezocht. Hij straalde over zijn hele gezicht en was dolblij dat hij
terug was in zijn eigen vertrouwde omgeving waar hij thuishoorde. Trots
vertelde hij dat hij iedere morgen en iedere middag een rondje van anderhalf
uur maakte achter zijn rollator. Ongelooflijk wat een discipline en wat een doorzettingsvermogen.
Een atleet ben je niet zo maar even, maar voor heel je leven. En Arie was het
bewijs.
Toen zijn sportvriend
Frits Vaessen in juli was overleden hebben we zijn bidprentje gebracht. Dat was
een van de weinige momenten dat we Arie sprakeloos zagen. Toen zagen we al dat hij
langzaam achteruit ging, de laatste keer dat we hem spraken kwam hij moeilijk
uit zijn woorden. Dat maakte hem zichtbaar nerveus.
Gisteravond kregen we
van zijn zoon Ruud te horen dat zijn vader was overleden. Meteen zochten we
contact met zijn dochter Gerry. We zaten sprakeloos en aangeslagen op de bank
ver weg in Spanje. Die onzichtbare onsportieve tegenstander bracht Arie zijn
laatste nederlaag toe. Maar het monument Arie Verbaan blijft voor mij fier
overeind staan. Een groot atleet, een groot sportman, een trouw lid van zijn
vereniging. Hij maakte van elke training een wedstrijd, hij maakte van zijn
leven een wedstrijd. En die 47 minuten op de 15 kilometer bewijzen dat niets hiervan
is overdreven!