woensdag 10 mei 2017

Kermis-oorlog in Bliërick [1866]

Op 22 en 23 mei 1866 waas de Bliërickse kermis ut toniël van un waar slachveld. Wat trammelant tösse ein paar huzare oët Venlo en un paar Bliërickse leep finaal oët de klauwe. De huzare ginge truuk naor Venlo en verzamelde viëftig huzare en dragonders en kwame met getrokke zwaard en al truuk naor Bliërick um verhaol te haole. Maar die wiste intösse van wante, en ware veurbereid. Maar leefs 400 Bliërickse kaerels en jônges wachde ze op met knöppels en dieke stein. Laes de dreej stökke oët de krante van Venlo, Zuid-Holland en Drente maar ens röstig door. Ut had verschrikkelijke gevolge, want ut bleef neet beej un paar kepotte rame en deure. Maar leefs 27 gewônde woorte geteld, waorvan 20 zwaor gewônde en eine doeëije. 

[Venloosch weekblad 26-05-1866]
Nadat reeds Maandag te Blerick, waar men kermis vierde, eenige vechtpartijen tusschen inwoners van het dorp en ingezetenen van Venlo hadden plaats gehad, waarbij een paar jongelieden uit Venlo en eenige soldaten een pak slaag hadden opgeloopen, hebben zich aldaar dinsdag die wanordelijkheden op veel grooter schaal herhaald, ditmaal tusschen dragonders uit Venlo en inwoners van Blerick. Hoe des dinsdags de vechtpartij ontstaan is, is niet met zekerheid te zeggen, maar deze verkreeg weldra zulk een gevaarlijk aanzien, dat de heer burgemeester, tot herstel der rust, bij den plaatselijken kommandant van Venlo troepen requireerde, waarop dadelijk een patrouille uittrok, terwijl andere manschappen zich tot ondersteuning gereed hielden. Te vergeefs werd door den heer burgemeester, aan het hoofd der patrouille, de noodige aanmaningen gedaan; de vechtende burgers, die met stokken en steenen gewapend, zich niet ver van de soldaten, verzameld hadden, wilden zich niet verwijderen, waarop door de patrouille gevuurd werd, zonder op de menigte aan te leggen, hetgeen aanvankelijk ook niet baatte. Inmiddels was een sterker detachement infanterie aangerukt, alsmede eene patrouille cavallerie en mocht het toen den kommandant der vesting, die zich ter plaatse begeven had en met bezadigheid te werk ging, gelukken de menigte te doen uiteen gaan, zonder dat verdere botsingen plaats hadden. Het schijnt, dat men er duchtig op aan heeft geslagen; een trompetter der dragonders, die men voor dood weg droeg, is des anderen daags gestorven, hij had de hersenpan letterlijk verbrijzeld, een dragonder heeft men den arm stuk geslagen en nog anderen hebben middere kwetsuren bekomen; ook wil men weten, dat verscheidene personen uit Blerick gewond zijn, maar de geruchten daaromtrent zijn zoo uiteen loopend dat wij ze liever niet mededeelen, ook omdat de justitie de zaak onderzoekt. Reeds is de heer Procureur-generaal in Limburg hier geweest en de heeren rechter-commissaris en substituut officier van justitie hebben donderdag het eerste onderzoek ingesteld en bevinden zich vandaag te Blerick. Bij den strijd hebben eenige huizen schade bekomen, niet alleen heeft men ruiten stuk geslagen, maar zelfs zijn vensterramen en deuren verbrijzeld.  

[Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 27-05-1866]
Venlo, 24 Mei. Gisteravond hebben er in het naburige Blerik, ter gelegenheid der daar gevierd wordende kennis, zeer ernstige ongeregeldheden plaats gehad. Er schijnt twist ontstaan te zijn tusschen de dragonders uit het garnizoen te Venlo en ingezetenen van Blerik en er werd, naar het schijnt, afgesproken om des avonds te vechten; een 50-tal dragonders, meestal gewapend met hunne sabels en ongeveer 400 boeren uit Blerik en omstreken, met steenen, stokken enz. gewapend, zijn tot een treffen gekomen, zonder dat de marechaussees het konden beletten; er werd toen een detachement infanterie te hulp geroepen, doch deze moest voor de overmagt zwichten; een tweede detachement infanterie werd dadelijk op ontboden, doch deze werd met steenen, stokken, enz. begroet; er werd zelfs uit de bovenvensters op hen geschoten; zij kregen toen bevel om met scherp op het volk te vuren, waarna dit voor eene poos uit elkander ging; de toestand was zeer ernstig, zoodat er twee detachementen dragonders ontboden moesten worden om, zoo noodig, met geweld van wapenen, de orde te herstellen, waartoe men ten 4 ure schijnt gekomen te zijn; een aantal ruiten zijn door de steenworpen vernield en vele personen gewond; een zwaar gewonde dragonder werd voor dood opgenomen en is zoo even in de infirmerie overleden. De officier van justitie, regter commissaris en substituut-griffier begaven zich dadelijk ter plaatse om een onderzoek in te stellen.  

[Provinciale Drentsche en Asser courant 12-06-1866]
Omtrent de ongeregeldheden te Blerick verneemt men het volgende: Van het te Venlo in garnizoen liggende regiment kavallerie waren eenige dragonders naar de kermis in genoemd dorp geweest en hadden van inwoners dier plaats beleedigingen ondergaan, die zij meenden te moeten wreken. Daags na de kermis ging tot dat doel een groot aantal hunner derwaarts, de boeren waren evenwel daarop voorbereid en hadden zich in grooten getale bij een in aanbouw zijnd huis verzameld, om de kavallerie daar af te wachten. Omstreeks 5 uur werd er eene patrouille uit Venlo gezonden, sterk 6 man, waaraan echter eene versterking toegevoegd werd van nog 1 sergeant en 4 man van de hoofdwacht, 2 man van het fort en 12 kavalleristen, ten einde de zich daar bevindende militairen te arresteren. Zij werd echter dadelijk door de burgers met een salvo van steenen begroet, waardoor vele manschappen gekwetst werden, zoodat men tot de overtuiging kwam. dat wanneer de patrouille de militairen in arrest wilde nemen, zij het te kwaad zoude krijgen. Men besloot derhalve met de zich aldaar bevindende onder-officieren en korporaals van beide wapens, op de burgerij in te gaan, doch moest terugtrekken en zich verdekt opstellen. Over die terugtogt ontevreden, laadde men de geweren en ging men nogmaals op de burgers in onder een hagelbui van steenen. Het gevecht, dat toen geleverd werd, was hevig en zou nog heviger zijn geworden. indien niet eene versterking was gekomen, op het oogenblik. dat de burgers met geweren en stokken op de patrouille aankwamen. Men marcheerde hen in sectiën tegemoet; een sergeant liet halt houden en deed de gewone sommatie: ‘gehoorzaamheid aan de wet, naar huis, of geweld zal worden gebruikt!’
Nauwelijks was deze sommatie geschied, of de sergeant werd met steenen geworpen, waarop een dragonder vuur commandeerde. Een schot viel tusschen de muitenden, en toen dat eene schot was gevallen, volgden er meer. De gewapende magt marcheerde door en kwam ter hoogte van eene heg, waar zij weder met steenen werd geworpen. Vijf man legden tegelijk aan op de plaats, waarvan de steenen gekomen waren. Den volgenden morgen vond men er een lijk met een hoop steenen naast zich. Dit alles had de gewenschte gevolgen. Te Venlo was alles in beweging; het overige van het bataillon stond onder bevel zijner officieren te wachten, om op het eerste sein te hulp te komen. Eene opgave van den burgemeester aan den plaatselijken commandant spreekt van 27 gekwetsten, waarvan 20 in levensgevaar, en van 1 doode.  

Ut jaor daorop waas ut veurke nog altiëd neet gedouf. Maar gelökkig bleef ut in det jaor beperk tot unne kepotte lip:
[Venloosch weekblad 06-07-1867]
Zondag nacht, toen alhier de tapperijen ter gelegenheid der na-kermis open waren, is in een dier huizen twist ontstaan tusschen een inwoner van Blerick, — dezelfde persoon, die zich verleden jaar, ten gevolge der wanordelijkheden, welke op de Blericksche kermis plaats hadden, een geruimen tijd heeft weten schuil te houden — en eenige huzaren. De burger, zoo het schijnt uittardende partij, is door een huzaar op eene onzachte manier toegetakeld en heeft daarbij een stuk uit de bovenlip verloren.  

Dae ôngelökkige trômpetter der dragonders waas Henricus Antonius Hooggeboren, gebaore 5-4-1845 Maastricht, euverleeje 23-5-1866 in de infirmerie van Venlo, 21 jaor jôngk. Zoon van Teun Hooggeboren oët Gouda, hoefsmid, en Maria Paulina Elisabeth Huijberts, vroedvrouw in Maastricht.

 

Gedink um hiël efkes as un lang geléje slachoffer van zinloos geweld.