dinsdag 25 juni 2019

Blièricks landschap

Landschap is simpelweg niet meer dan wat we om ons heen zien als we naar buiten gaan. Feitelijk kijken we dan naar een aantal natuurlijke elementen zoals grondsoort, reliëf, waterhuishouding, bodem en hoogteligging. Daarnaast naar een aantal door de mens aangebrachte veranderingen: gebouwen, grondgebruik en infrastructuur. We gaan ons beperken tot twee facetten. Allereerst gaan we letterlijk de diepte in qua tijd en bodemoppervlak. Vervolgens schetsen we een ontwikkeling van de landbouw gedurende het laatste millennium.
In gedachten fiets ik door het landschap van Blerick, Hout-Blerick en Boekend. Langs die rustig stromende Maas door een schijnbaar vlak landschap. Wat verderaf van die Maas worden die verhogingen in het landschap ineens herkenbaar als Maasterrassen. Ik begrijp wat mijn voorouders zochten langs die Maas, in de luwte van het Dubbroek, Koelbroek en Ubroek. Laten we eens kijken in de literatuur wat geologen vertellen over ons landschap: 
‘Het Maasterras is een relict uit de laatste ijstijden. Wanneer we de diepte ingaan komen we veel te weten over de samenstelling van de bodemlagen onder het aardoppervlak. Het landschap zoals we dat nu waarnemen is het resultaat van natuurkrachten die al heel lang bezig zijn om de ondergrond te kneden tot wat we nu waarnemen. De laatste paar honderd jaar heeft de mens oppervlakkig wat verandering aangebracht door het in te richten met wegen, bebouwing, akkers en industrieterreinen, maar dat is slechts een dun laagje en van tijdelijke aard. Het landschap is slechts een moment in het proces van voortdurende landschapsvorming. Opbouw en afbraak gaan daarbij hand in hand, al vele miljoenen jaren’. 
Ik zoek een paar plaatjes om voor mezelf visueel te maken en vast te leggen hoe dat natuurlandschap van den beginne af resoluut en traag in beweging zal blijven. Allereerst moeten we het ‘het denken in generaties’ compleet loslaten. Bij landschapsontwikkeling gaat het al snel over miljoenen jaren! Bij de ontwikkeling van ons natuurlandschap moeten we denken in vele tienduizenden jaren. Een bijna onmogelijk tijdsbesef, en het kost even aanpassing.

Breuklijnen in het landschap
Onze aarde is naar schatting 4,5 miljard jaar oud, onvoorstelbaar. De aardkorst blijft continu in beweging onder onze voeten, al merken we dat misschien niet. Op het plaatje rechts onderkennen we de breuklijnen in die aardkorst binnen een straal van nog geen 100 km rondom Blerick. Zo’n 15 km naar het westen zien we de Peelrandbreuk, en 15 km ten oosten de Viersenbreuk. Blerick ligt zo’n beetje op de rand van de omhoog bewegende Peelhorst en de dalende Venloslenk. Ik herinner me nog goed die aardbeving bij Roermond op 13 april 1992 om 03:20 uur ’s nachts. Dat was de sterkste aardbeving die tot heden in Nederland is waargenomen, met een kracht van 5,8 op de schaal van Richter. Het epicentrum van deze krachtige aardbeving lag een paar kilometer ten zuiden van Roermond.

De gebieden, die door de continue afschuiving omhoog worden gedrukt, noemen we horsten. De gebieden, die verder wegzakken in de aardkorst, noemen we slenken. Zo'n 700.000 jaar geleden stroomde de Maas door de Roerdalslenk en zette daar zand en grind af. Door daling en kanteling van de slenk kwam de Maas dichter bij de hoger gelegen Peelhorst te liggen. Toen deze twee slenken zo'n 500.000 jaar geleden op gelijke hoogte kwamen te liggen, kon de Maas ‘overstappen' op de Peelhorst. Continuerende bewegingen in de korst kantelden ook deze slenk in noordoostelijke richting, waarna de Maas in de Venloslenk is gaan stromen. 

IJstijden
Enkele opvolgende ijstijden deden hun best om sporen in ons landschap achter te laten. De ijskap strekte zich in de laatste ijstijd uit tot de Alpen, de Oeral en de Rocky Mountains in Noord Amerika. Laten we eens inzoomen naar zo’n 10.000 jaar geleden, de laatste ijstijd. Het is winter in Nederland. Er heerst een felle, koude oostenwind die koude lucht meevoert van de ijskap in het noordoosten. 's Nachts daalt de temperatuur tot -30 graden. Door de felle koude ontstaan er krimpscheuren in de grond, die soms met een luide knal openspringen. Over de kale vlakte stuift zand en sneeuw. Het oppervlak bestaat uit een laagje stenen die door het stuivende zand gepolijst worden, op andere plekken liggen lage duinen. Daartussen een netwerk van krimpscheuren. Op wat mossen, gras en een enkele poolwilg na is er geen begroeiing. Zelfs de mammoetjagers komen hier niet. Men kon in die periode van Nederland naar Engeland lopen, er was nog geen Noordzee. 
Zo’n 5500 vóór Christus heeft het landschap van Nederland de grootste verandering ondergaan. Het smeltende ijs laat de zeespiegel stijgen en Nederland ligt nu aan de kust. Maas en Rijn zijn in die tijd ook volledig tot ontwikkeling gekomen, en zetten klei af. De riviergebieden waren moerassig, er hadden zich moerasbossen gevormd en er ontstonden laagveengebieden vanwege de hoge grondwaterstand. Door de veranderde bodem ontstond een andere flora en fauna. Mensen jaagden in deze tijd onder andere op otters, everzwijnen en edelherten. 
Dubbroek, Koelbroek en Ubroek
In de laatste ijstijden ontstonden ook het Dubbroek, het Koelbroek en het Ubroek,  drie Maasmeanders ten westen van Blerick. Als drie halve manen begrenzen ze het gebied van Blerick, Hout-Blerick en Boekend in het westen. De Maas vormt de grens in het oosten. Dit zijn weliswaar de drie grootste en meest zichtbare maasmeanders, maar er zijn meer sporen. De Wassum, ’t Saorbrook en de Tangkoel zijn dit ongetwijfeld ook. De hoek Pepijnstraat en Kloosterstraat is nog steeds het laagste punt van Blerick, en wordt op oude kaarten als de Poel aangegeven. 
Het Dubbroek is een oude Maasarm tussen Maasbree, Baarlo en Hout-Blerick. De Springbeek ontstaat in het Dubbroek. Er zijn archeologische bewijzen dat er zeker sinds de IJzertijd (ca.800 v.Chr.) mensen hebben gewoond in de omgeving van het Dubbroek. Ongetwijfeld zal het toen een onherbergzaam moerasbos zijn geweest dat hoogstens werd benut om hout te halen. Ook in de Romeinse tijd leefden er mensen in het gebied. Aan de zuidkant zijn resten van een oude steenoven aangetroffen. Mogelijk is hout uit het Dubbroek gebruikt om de oven te stoken.
Het Koelbroek is een oude Maasarm bij Boekend, en in dit natuurgebied vormde zich veen gedurende enkele millennia. In de 19e eeuw werd in het gebied turf gestoken en brandhout gekapt. Rond 1850 telde het gebied nog slechts 80 hectare en bestond grotendeels uit plassen met daarin enkele eilandjes. De gevangen aal, snoek en brasem werd verkocht op de Venlose weekmarkt. Omstreeks 1930 veranderde het gebied ingrijpend. De Everlosebeek werd door de snellere stroming minder diep en de vissoorten maakten plaats voor waterplanten. Intussen is het gebied bijna volledig verland, maar de restanten van de oude Maasarm blijven zichtbaar. Momenteel is het gebied tot natuurreservaat verklaard en telt nog slechts 65 hectare. We vinden er bijzondere planten en diersoorten, zoals bedreigde vogelsoorten en insecten. 
Als je het kronkelpad bewandelt van de Geliskensdijkweg naar Voorste Kockerse dan zie je links het laaggelegen natte broekland liggen. Rechts zien we een wal, die wel lijkt opgeduwd in de laatste ijstijd. Klim de wal eens omhoog, dan zie je dat hij een stukje verder weer afloopt.

Landbouw
Als we een actuele bodemkaart samenstellen van het gebied Blerick, Hout-Blerick en Boekend, lijkt het wel een modern kunstwerk. De grijze gebieden zijn de bewoonde steden en dorpen. De Maas loopt als een dunne grijze slinger van beneden naar boven. Links van Blerick vallen meteen die twee groene halve manen op, dat zijn het Dubbroek en ’t Koelbroek. De donkerbruine gebieden zijn de eeuwenoude landbouwgronden, die gedurende meer dan zes eeuwen zijn verkleurd door de zogenaamde potstalbemesting. Een potstal is een uitgegraven stal waarin de schapenmest wordt opgepot. Eeuwenlang hadden de landbouwers hun eigen schapenkudde en schaapherder. Op gezette tijden werd de mest bedekt met een nieuwe laag heide-plaggen. Door deze manier van werken kwam het vee steeds hoger te staan. Als het mengsel van mest en heide een bepaalde hoogte had bereikt, werd de stal geleegd. De ondertussen goed aangestampte en gerijpte mest werd verspreid over kavels die werden gebruikt voor de akkerbouw. In de loop van de tijd is zo de humusrijke bruingekleurde laag grond ontstaan (het esdek), van ten minste vijftig centimeter dik. Door het veelvuldig afplaggen van de heide ontstonden op veel plaatsen stuifzandvlaktes.
De oudste boerenhofsteden ontstonden langs de oude Maasmeanders. Opvallend is de vestiging van de Boekender boerderijen langs een oude meander binnen het Koelbroek (zie de actuele hoogtekaart).

Weidegrond en hooiland vormden de kostbaarste bezittingen van een bedrijf. Met gras en hooi kon men koeien en paarden voeren. De dieren vormden een krachtbron en leverden melk, vlees, en zeker ook mest. Deze was buitengewoon kostbaar in de periode vóór het gebruik van kunstmest. Het Koelbroek was te drassig voor ontginning tot weidegrond. Het hoog gelegen veld tussen de Boekend en het Dorp was te droog voor gebruik als weide, maar na bemesting uitstekend geschikt als akkerland. Loofbos ontbrak niet in dit open landschap van akkers, weiden en moeras. In het westen en noordwesten lagen uitgestrekte heidevelden. De schaapherders van de grote hofsteden hoedden er hun kudden. De schapen hielden de heide in stand en vraten de jonge loten van de bomen.
Groot Boller
groenten als erwten, bonen, linzen en wikke. Later kwamen daar nog aardappelen, wortelen, koolzaad, hop, tabak, suikerbieten, veevoer en planten voor de bereiding van kleurstoffen bij.
De tijd staat niet stil
De Blerickse landschapsontwikkeling staat niet stil, veranderingen zijn niet zichtbaar in ‘mensen’ generaties, maar over honderdduizenden jaren. De aardkorst blijft in beweging, langs breuklijnen daalt, stijgt en kantelt de bodem in zijn traagheid onder onze voeten.
Koelbroek
Daarbij komt er zeker weer een volgende ijstijd, al kan die mogelijk nog 60.000 jaar op zich laten wachten. We maken dat niet meer mee! 
In de tussentijd blijft het fascinerend om onze geboortegrond eens nader te analyseren. Trek er eens op uit en probeer het landschap te lezen. En het blijft onze plicht om er zuinig en respectvol mee om te gaan.