vrijdag 12 augustus 2016

Nog gen broëlof

In 1865 woorte Venlo en Bliërick aanein geknuip met de alleriërste brök. Ze heufde neet miër euver ut struimende water maar euver de losse plenk naor d’n andere kant. Maar ut brach ze neet doënder beej ein. Neet vuuel later kwame de begiëne en de werkplaats van ut spaor naor Bliërick. Venlo lônkde heimelijk naor det greuijende dörpke aan d’n andere kant. Veur Bliërick kwaam elken daag zoëmaar veur niks de zôn op baove Venlo. Die Venlose zoge idderen aovend de zôn oëtnuuedigend veurroëd ôndergaon baove Bliërick. Bliërick greuijde as koël en Venlo zoot kneip tösse de Maas en de Duitse grens. Toen Venlo aaf woel van de huzare in de stad en de grônd koch van ut alde Fort Sint Michiel um ein niej kazerne te bouwe, zoôge ze eur kans schoën. Ze woele ein ‘administratieve samenvoeging’ met Bliërick. Maar die Blierickse woele daor niks van weite. Ut waas eigelijk gewoën ein ordinaire annexatie, groëtheidswaanzin ônder heimelijke argumente. Ut begin van un verschrikkelijk gedeuns in de Venlosche Courant. De haat, de aafkiër en de achterdôch spoot oët de giftige wäörd euver en waer. 

Unne zoon van de schoëne Venlona en unne zoon van d'n alde Blariacus héle ut nog hiël netjes en vochte un ludieke waordewisseling oët op ut ind van 1909 in de Nieuwe Venlosche Courant. Haopelik vind geej dees twiëje ingezônde stökke net zoeë leuk um te laeze as ik:

Beste Blariacus  [21.09.1909]
Waarom zoo somber gestemd trouwe zoon van den roemrijken Blariacus. Welke booze geesten verstoorden uwe kalme gemoedsrust door nare, spookachtige droombeelden toen gij rustig in Morpheus' armen[1] laagt uitgestrekt. Hoe konden toen de welgevormde handen, die de liefdevolle Venlona uwen grijzen vader zoo bevallig hartelijk toesteekt, in uwe levendige verbeelding de vreeselijke vormen van ‘reuzen vangarmen met ontzaggelijke grijpklauwen’ aannemen. Uwe toekomstige schoonmoeder is geen wreede Xantippe[2], ook geen moderne, lastige suffragette[3], maar een verstandige vrouw, eene lieftallige bruid. Laat de tot nieuw leven ontwaakte, met frisschen moed bezielde, oude Blariacus toegeven aan den drang zijns harten en vol vertrouwen zijne krachtige armen wijd openen voor de schoone Venlona, die, zonder aarzelen, zich zal werpen en vleien aan zijne breede borst. Hun huwelijk zal geen onbezonnen daad wezen; zij hebben den tijd gehad om elkander te leeren kennen en hoogachten. Mogen zij dan weldra, omstrengeld door de banden der liefde, zijde aan zijde, lief en leed deelend, door eendrachtige samenwerking aan beide Maasoevers tooveren ongekende bloei en voorspoed, steeds toenemend tot het einde der tjjden !
Heil Blerick! heil Venlo !
Een zoon van Venlona.

Beste Venlona  [24.12.1909]

Edele zoon der schoone Venlona, droomen komen niet altijd van booze geesten. Denk maar eens aan de droomen van Pharao. De geschiedenis leert ons, dat 's konings voorzorgen, op tijd genomen, Egypte hebben gered van een zekeren ondergang. Voorzorgen te doen nemen nu het nog tijd is, was ook het doel van mijn oproep! Magere jaren toch zal mijn oude grijze vader beleven aan de zijde der lieftallige stiefmoeder, die gij ons toedenkt. Gij spreekt van schoonmoeder, lieve vriend; denk eens eventjes na, mijne benaming niet juister is. Wellicht hebt ge opzettelijk dat woord vermeden, om ons niet te doen denken aan stiefmoederlijke behandeling. Het is natuurlijk een bewijs van kinderlijke liefde, en ik prijs het ten zeerste in dat ge alle goed van uwe moeder denkt; haar liefde maakt soms blind; laat ge uwe beoordeeling niet méér leiden door het hart, dan door uwe waarnemingsorganen? Zonder nu in uwe hooggeëerde moeder eene Xantippe te zien of eene moderne kiesrechtjuffer, hebben we toch, het recht de waardeering, die gij ons wilt opdringen, niet te aanvaarden, dan na eigen ondervinding. Gij zegt wel, dat zij tijd genoeg hebben gehad om elkander te leeren kennen; die opvatting is op zijn minst genomen éénzijdig. Blariacus denkt er anders over. En bovendien! Zou de oude Blariacus voor de liefdevolle schoone Venlona een gewenschte partij wezen? Bedenk eens: Hij, zoo oud, een grijsaard; nog wel een forsche maar tóch een grijsaard, met somber schouwende oogen, en een door zorgen gerimpeld voorhoofd! En Zij, lieftallig en schoon en, dus jong ten minste, véél jonger dan Hij!! Och neen! Het verschil is te groot dan dat zoo’n huwelijk ooit gelukkig zou kunnen zijn. Gij zijt nog jong, en vol idealen en zonder ondervinding. Ge neemt me dan ook niet kwalijk, dat ik, wien reeds vele stormen over het hoofd zijn gegaan, mij in levenswijsheid boven U stel en de stoutichheid heb hun huwelijk wel degelijk een onbezonnen daad te noemen. Mijn oude grijze vader is dan ook te bezonnen, om zoo iets te beginnen. Hoewel hij nog met frisschen moed bezield is en een jeugdig hart draagt in die breede borst, waaraan gij uwe schoone moeder zich wilt laten neervleien, toch is de drang zijns harten niet tot Venlona. Blariacus beweent nog steeds zijne goede, trouwe, brave ega, en zal nooit eene andere zijne liefde waardig keuren. Dat heeft hij gezworen op het lijk mijner moeder; dien eed zal hij houden. Ook verzocht mijn vader mij, U plechtig te verklaren, dat Hij nooit uwe moeder het hof maakte; nooit om haar ‘geworben’ heeft!! Dat zij uit eigen beweging hare welgevormde handen zoo bevallig hartelijk naar mijn ouden vader uitstrekt, moge modern zijn en bij U gebruikelijk: wij, zonen van den roemrijken Blariacus hebben andere zeden; wij beschouwen het als een slecht teeken als Zij Hem naloopt. En in uw ijver om uwe liefdevolle moeder in staat te stellen, aan den drang haars harten toe te geven, vergeet gij misschien, dat de vrouw den man volgt; dat dus (stel het onmogelijke geval, dat dit huwelijk zou gesloten worden) de oude Blariacus het hoofd van het nieuwe gezin zijn zou; en dat dit voor uwe lieftallige moeder eene aanleiding kon zijn, om voor mijn goeden teergeliefden vader eene Xantippe te worden.
En dan stelt ge mijn vader voor om samen met uwe moeder te gaan tooveren op de oevers van de Maas. Daarvoor zal de oude krijgsheld wel hartelijk bedanken. ‘Strijden en overwinnen’ is zijn leus! Tooveren acht hij zijner onwaardig. Dat mag Venlona alleen doen. En daarom edel voelende zoon der trouwlustige Venlona, tracht uwe moeder dat malle idee uit het hoofd te praten. Mijn vader houdt niet van haar; heusch niet, nooit zal hij haar tot vrouw nemen. En ik kan ook niet begrijpen, dat het van den kant uwer moeder een huwelijk uit liefde zou kunnen zijn. Tracht uwe verstandige moeder te overtuigen, dat het voor haar welzijn en gemoedsrust noodig is, dat ze haar liefde stralende oogen afwende van een grijsaard, die haar toch niet gelukkig zou kunnen maken.
Onze beste wenschen voor U en Uwe Moeder!
Een zoon van Blariacus.




[1] In de Griekse mythologie is Morpheus de god van de dromen.
[2] Kwaad, listig, boosaardig en twistziek wijf of helleveeg
[3] Destijdse feministe en strijdster vrouwenkiesrecht