vrijdag 22 april 2016

Jeugdherinneringen van Betsy Vogels


Op de hoek Kloosterstraat-Antoniuslaan in Blerick lag eens het markante pand van brouwerij de Rijk (zie foto rechts). In 1895 werd dit verkocht aan de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid en opgenomen in het kloostercomplex. De brouwerij werd indertijd overgenomen en verplaatst door Leonard Hubert Vogels (1850 Buggenum – 1925 Venlo) en zijn vrouw Helena Joanna Jongmans (1849 Leiden – 1908 Blerick). Zij lieten een mooi pand bouwen in 1888 aan de Antoniuslaan 60, ergens tussen de Rutgerusgang en 1ste Lambertusstraat. Op 6 november 1886 wordt een dochter Elisabeth (Betsy) geboren. Op internet vond ik een mooi verhaal, waarin zij vertelt over haar jeugd in Blerick. Zij overhandigde als bruidje samen met Cato Bouts op 13 juni 1897 de eerste steen van de Antoniuskerk aan deken Marres van Venlo, de eerste-steen-legger. De steen is gelukkig gered in de oorlog en bevindt zich nog steeds rechts achter in de nieuwe kerk.
Betsy vertelt: Toen ik 7 of 8 jaar (10 jaar - JT) was, werd er een grote, mooie Antoniuskerk gebouwd. Bij de 1ste steenlegging was ik bruidje en mocht met nog een meisje, Cato Bouts, de grote zandsteen dragen, die als 1ste steen fungeerde. Mijn vader was een rasechte Limburger, geboren in 1850 te Buggenum. Mijn moeder kwam uit Leiden, dus 'n Hollandse. Er werd altijd Limburgs gesproken, behalve in de huiskamer omdat mama dit niet verstond en niet kon spreken. Heel gauw kregen we een nieuw, mooi groot huis aan de grote weg. Nu, de Sint Antoniuslaan. Mooie voortuin en achter 't huis weer groten tuin met de fijnste soorten fruit. In de voorgevel was een zandsteen gemetseld met in vergulde letters ‘1ste Steen door Betsy Vogels’. Aan twee kanten van het huis waren inrijpoorten, Eén voor de nieuwe brouwerij en één voor 't woonhuis. Onder 't hele huis en de brouwerij waren grote frisse kelders voor de biervaten. Als er gebrouwen was, en papa dacht eraan, bracht hij altijd warm bier mee, kersvers. Dit was heerlijk! Zoo op je nuchtere maag!! 

Het huis was voor die tijd erg mooi betimmerd. Alle raamkozijnen, deuren, trappenhuis, alles prachtig eikenhout. Ook de schuifdeuren tussen de huiskamer en de zaal (zoals we dat noemden) mooi bewerkt hout. Voor de ramen harmonica-blinden met zitbank eronder. Mama ging eens met mij naar de bewaarschool. Ik kwam naast een vies luizenkind te zitten, en likte aan haar zuurstok! Toen mama dát zag, nam ze me direct mee en sindsdien speelden we altijd in de tuin tot ik 7 jaar was en ik naar de dorpsschool ging. De helft jongens, de helft meisjes in een klas. Ik werd eens door een fiets overreden, door 'n vent die de fiets gestolen had. Heb nu nog 'n litteken boven m'n oog! Verder weet ik nog dat Dr.Dubois mij, in onze kinderkamer de amandelen knipte en mij een ‘bok met gouden horens’ beloofde als ik niet schreeuwde. Verder nooit ziek geweest. We waren met 4 kinderen. Mijn zus Anny en 2 broers Emile en Jules. Toen wij naar 't nieuwe huis gingen kwam er in ons oude huis een kostschool voor schippersjongens. Deze gingen bij ons op de dorpsschool. Mijn zus en ik hadden veel schik met die jongens. Ze zorgden dat de nonnen 't niet zagen, kwamen ons halen en dan touwtje springend naar school. Of knikkeren en tollen. Omdat 't niet mocht, hadden we de grootste ‘joeks’. Dit is Limburgs en betekent pret. M'n vader had 3 boerderijen. Kokkerden (Kockersen - JT), de Boekend en een in Hout-Blerick. Ook grote bossen. Ons grootste plezier was, als papa de bestellingen ophaalde, dan mochten wij mee met een paar vriendinnetjes. Heerlijke wandelingen. We kregen dan een ‘schöpke beer mit sokker’. Dit was een glaasje bier met veel suiker!! Op de boerderij kregen we spekkoek, rijstepap of krentenbrood! 
Als ik nu er over nadenk, hebben wij een jeugd gehad als maar heel weinig kinderen. Alles in overvloed, melk, eieren, 't fijnste eigengebakken brood. Dit laatste kneedde de keukenmeid. Er ging een flink stuk boter en reuzel en eieren en melk in. Twee maal in de week werd 't gerezen deeg naar de bakker gebracht, en voor 2 of 3 centen werd 't daar in de oven gebakken!! Ook heerlijk krentenbrood en kluntjesmik, echt Limburgs. Dan de vlaaien niet te vergeten. Alle mogelijke soorten! De boeren van onze boerderij brachten iedere zaterdag de nodige voorraad: o.a. grote klomp boter, eieren, melk, karnemelk, meel. Er waren daar ook veel fruitbomen. De helft was voor de boer en de helft voor ons. We hadden toen ook een mooi paard en een klein open rijtuig. Dit was voor ons de voorloper van de auto. We maakten dikwijls uitstapjes, vooral als we logees hadden. Vooral de familie van mama kwamen heel dikwijls. Voor die stadsmensen was 't hier een luilekkerland. We gingen dan naar Reuver, Beesel, Grubbenvorst enz. 's Winters kregen we 2 maal een half varken. De keukenmeid maakte dan balkenbrij, lever en bloedworst, zure zult, droogworst. De hammen en zijden spek werden in het kleine opkamertje gehangen. Dit was er extra voor ingericht, geen zon en horren voor de deur en klein raampje. Als die boeren slachtten kregen we altijd een proef van alles wat zij weer maakten! Mijn Moeder had 2 dienstbodes. De keukenmeid kreeg 80 of 90 gulden in 't jaar. De huur ging in, in de maand october tot october van 't volgend jaar. Met Nieuwjaar kregen ze een Godspenning plus 5 gulden. Namen ze die aan, dan bleven ze. Weigerden ze, dan moesten we een nieuwe zoeken. Overal informeren waar er een weg ging. Adverteren kende men niet. 't Binnenmeisje was heel jong en leerde alles van de keukenmeid en kwam in haar plaats als deze trouwde! Met de schoonmaak, de kermis en Sinterklaas kregen ze meestal een katoenen jurk en grote sinterklaaspop (speculaas). De schorten waren van 't huis. Hoe meer kant, hoe deftiger de dienst. Mama deed niets in 't huishouden. Of 't 'n grap was of niet, maar ik hoorde dat mama de conditie bij 't trouwen maakte, dat ze nooit in de keuken hoefde te werken!! Voor zover ik weet had ze toen ze stierf (59 jaar oud) nog nooit thee gezet! 's Winters werden alle groenten, zoals bonen, snijbonen, zuurkool, ingemaakt, in grote keulse potten: in 't zout, plankjes met grote keisteen er boven op, en daarover 'n doekje. Iedere week moest dit schoongemaakt worden. Alle groenten hadden we uit de tuin: asperges, kool, bloemkool, enfin alles wat er verbouwd kon worden. Toen ik trouwde had ik nog nooit groenten of aardappelen of fruit gekocht! Iedere week, soms om de 14 dagen kwam de naaister: alles werd aan huis genaaid, versteld, tot zelfs de kousen stopte ze. 
Onze pastoor wilde van de nieuwe Antoniuskerk een bedevaartkerk maken. 't Was een prachtkerk. Deze is helaas in de oorlog verwoest. Nu is er een nieuwe gebouwd onder pastoor Reijnen. Heel modern en toch intens mooi. Indertijd kwamen er ook bedevaarten, maar vooral veel jonge meisjes hielden de 7 dinsdagen om een goede man! Toen we wat ouder waren gingen we naar Venlo naar school bij de Zusters van Liefde, in de Lomstraat.  Vier maal op een dag heen en weer van Blerick, de brug over! Deze was heel smal, met daar aan vast de spoorbrug. De cavalerie kazerne was in Venlo. Als nu de paarden uittrokken en er toevallig een trein voorbij kwam, hadden de machinisten de grootste pret. De locomotief heel hard laten fluiten. De paarden sprongen, steigerden en wij hollen en ángst dat we hadden! Hoe ouder wij waren hoe meer plezier die kerels hadden. Tot nu toe heb ik nóg angst van de paarden!! Ik schreef 't mooiste van de klas en moest allerlei gedichten en bijzondere dingen overschrijven. De nonnen waren erg op Anny en mij gesteld. We brachten veel fruit voor hun mee!! We kregen in Venlo veel vriendinnetjes en werden op veel koffie-partijtjes gevraagd. Deze werden in ‘de Prins’ of in ’t ‘Casino’ gegeven. Dit waren de sociëteiten van de deftigste en minder deftige families (in 1966 is het nog precies hetzelfde!). De meeste moeders gingen mee, zaten apart en zorgden voor al de spelletjes en de versnaperingen. Zaterdags was 't ontzettend druk. De meeste boeren uit Baarlo, Tegelen, Grubbenvorst, Blerick en verdere plaatsen gingen dan met grote huifkarren naar de markt. De boerinnen met grote witte mutsen. Voor 't hek van onze tuin was een flinke greppel. De boerinnen gingen om beurten, hele rijen, gewoon daarin zitten. Rokken omhoog, dan behoefte doen, ploef, stonden op, trokken rokken recht, geen broek aan en liepen gewoon door!! De meeste cafés in het dorp hadden er ook een winkel bij, kruidenier, slager, garen en band enz. enz. De betalingen gingen heel eigenaardig. Papa gaf boekjes waarin het geleverde bier stond en aan de andere kant alles wat wij in de winkel kochten. We zorgden zoveel mogelijk dat beide bedragen gelijk waren en betaalden aan het eind van het jaar met ‘toe-beurs’, er kwam geen los geld aan te pas. Mama hoefde haast geen huishoudgeld te hebben. De huren van de boerderijen werden ook in levensmiddelen omgezet!! We hadden een zolder over 't hele huis. Overal rekken met fruit! Op de grond overal fruit met paadjes er tussen. 't Hele huis rook heerlijk naar fruit. Papa was erg bemind bij de schoolkinderen. Veel afval fruit deed hij in een mand, en als de school uitging strooide hij over de straat, dan links, dan rechts. De kinderen gilden van plezier, rolden over elkaar heen en gingen allen etend naar huis! Mijn broer Emile ging toen hij ouder werd naar de landbouwschool. Had veel plezier in aardbeien kweken. We hadden soms 70 pond per dag en nooit zóó veel vrienden. Allen gingen met schaal aardbeien naar huis, totdat m'n broer 't klaarspeelde dat onze knecht naar de markt mocht gaan en verkopen. De opbrengst werd verdeeld. Emile de helft en wij de andere helft gedeeld! We waren de koning te rijk. Kregen nooit zakgeld en nu opeens zo'n bedragen. Alles ging naar 'n spaarboekje en kocht ik later m'n eerste cadeaus van, voor vader!! Met de kermis, twee keer in 't jaar, moesten we bij alle slagers vlees nemen, anders namen ze geen bier. Tong, kalfskop, lever, hele kantstukken die we lieten roken, 't fijnste rookvlees werd dat! En er werd dan wat gegeten!! Bij 't ontbijt al een groot stuk biefstuk. Trouwens dat was heel dikwijls 's zondags morgen, ofwel biefstuk of heerlijk klaargemaakte lever in een soort wijnsaus. Met Pinksteren 's middags bowl van aardbeien, flessen witte wijn en fles champagne ging hierin. Heerlijk! De broers van papa uit Reuver en Maastricht kwamen met vrouw en grote kinderen bij ons kermis vieren, en wij gingen naar hun als 't daar kermis was. Dit waren onze enige ontspanningen. Het bier werd toen al met paard en wagen rond bezorgd! De kersen, frambozen, zwarte bessen werden veel ingemaakt op brandewijn en jenever. Een plank in de kelder stond vol vierkante flessen, en 't hele jaar door werd er voor 't eten geborreld. Papa had, net als oom Guillaume, voor notaris gestudeerd. De standplaats Reuver kwam vrij en de broers gingen loten wie zou solliciteren. Oom werd 't. Maar . . . in Blerick hielp papa veel boeren met actes maken en testamenten enz. en . . . wilde hier geen geld voor hebben. En wat deden deze mensen??? Betalen met levensmiddelen. Als ze slachtten, de lekkerste stukjes. We hadden soms voor 500 gulden eieren! Toen ik 11 jaar was ging ik naar kostschool in Roermond bij de Zusters Ursulinen in de Voogdijstraat. Een hele overgang! Over 't algemeen was ik er graag!
Tot zover het verhaal van Elisabeth Vogels. Hun prachtige huis wordt later overgenomen door Augustinus Julianus Leonardus Bos (1876 Grubbenvorst – 1944 Blerick) en zijn vrouw Wilhelmina Johanna Hubertina Driessen (1878 Kessel – 1944 Blerick). August Bos was de zoon van de Grubbenvorster brouwer Pieter Jan Bos, eigenaar van herberg en brouwerij ‘den Ancker’, op de hoek van de Dorpstraat en de Pastoorstraat in Grubbenvorst. En ook zoon August noemde zijn brouwerij in Blerick ‘het Anker’. Het anker heeft trouwens niets met de scheepvaart te maken, maar staat voor een vaatje bier van 36 liter! Ook zoon Rob (Robertus Theodorus Antonius, 1911 – 1944) ging werken in het bedrijf.
Tot 1944 drijven zij het toen héél bekende Hotel Bos. Het nam een belangrijke plaats in het sociale leven van Blerick in. Er werd vergaderd, gerepeteerd door Orpheus, bruiloften en partijen gehouden. Met de kermis en met carnaval was het een vertrouwd adres voor vele Blerickenaren. In de zomer was er een mooi overdekt terras, overgroeid door een bloeiende wingerd.
Daar komt op zaterdag 28 oktober 1944 abrupt een einde aan, wanneer het 2nd Tactical Air Force bombardementen uitvoert op de Maasbruggen. Niet alle bommen raken het gewenste doel. Hotel Bos krijgt een voltreffer en vader (67jr), moeder (66jr) en zoon Rob (32jr) overleven het niet. Ze vinden hun laatste rustplaats op het Antoniuskerkhof te Blerick, grafnummer 86a, b en c. 
Door één noodlottige bom worden drie mensen uit het leven gerukt en Hotel Bos definitief van de kaart geveegd in Blerick. 
Nog niet helemaal, want we stonden even stil bij een klein stukje Blerickse geschiedenis. En misschien vertellen jullie het wel verder . . . .