Toen de laatste Romeinse troepen in 406 de Limes (Rijngrens) opgaven, lag onze streek meteen open voor nieuwe volkeren. De lang in bedwang gehouden Germaanse stammen kwamen in beweging. Er ontstond een ware volksverhuizing. De ‘langharige’ Merovingers namen het heft in handen en heersten tussen 481 en 752 over het Frankische Rijk. Geleidelijk brokkelde de macht van die Merovingische dynastie af. In de 8e eeuw vertolkten de koningen voornamelijk een ceremoniële functie, terwijl de politieke macht bij de Karolingers lag. De Karolingische dynastie, waartoe ook Karel de Grote (768-814) behoorde, zou tot in de 10e eeuw over het Frankische Rijk heersen. Het is in die tijd dat de agrarische gemeenschapjes uitgroeiden en de ‘heren’ de eerste kerkjes lieten bouwen om de boeren te kerstenen.
Graven van Loon. Na het uiteenvallen van het
Frankische Rijk ontstonden nieuwe staatjes. Het Maasdal was sterk versnipperd
en graven en hertogen probeerden hun macht te vergroten ten koste van elkaar.
De graven van Loon regeerden in het gebied, vergelijkbaar met het huidige
Belgisch Limburg. Maar ook in Blerick en Horst hadden ze eigendommen en rechten
op de tienden en het patronaat van de kerk. Als hun leenmannen traden op de
Heren van Borne. Otto van Borne verklaarde in 1219 met toestemming van zijn
gemalin Petronella van Limburg en zijn kinderen dat hij het jus patronatus et personatus van de
kerken in Blerick en Horst vrij en ten eeuwigen dagen overdroeg aan de abdij
van Averbode. In Horst (toen Berkele
genoemd) had Otto een kapel laten bouwen. Arnold III, graaf van Loon, waarvan
Otto van Borne het patronaat van Blerick en Berkele in leen had, gaf aan deze
schenking zijn goedkeuring. Men noemt jus
patronatus et personatus het recht op het patronaat en het benoemen van de pastoors.
Het was deze Otto van Borne, die volgens de plaatselijke archieven de eerste
kerk in Blerick heeft laten bouwen, en dat wel uit de overblijfselen van de
aldaar gelegen vroegere Romeinse burcht: Propugnaculum
Romanorum dicitur vertisse in ecclesiam Blericanam. Helaas is dat verhaal van die burcht niet meer aan te tonen. Wel kwamen bij
het afbreken van het overgebleven byzantijnse koor in 1948 bepaalde elementen boven de grond uit het begin van de twaalfde eeuw. Otto van Borne stichtte ook het beneficie
van Sint-Hubertus, Sint-Sebastianus en Sint-Anna. Bovendien kwam ook een fonds
ter beschikking van de pastoors om Blerickse jongens, die priester wilden
worden, te ondersteunen. Van dit fonds hebben onder anderen in de 16de eeuw
Peter Zandrinus en Mathias Kessels gebruik gemaakt.
Pastoor Pontanus (1609-1691) schreef in zijn
breedvoerige aantekeningen over deze periode, dat de heer van Borne de goederen, landerijen, broeken enz., van lieverlede
verbeterde en benuttigde, nieuwe hoeven en woningen liet bouwen. Nieuwe akkers
en bossen uit de broeken en braak liggende gronden liet aanleggen. En dat de
bevolking om beide bidplaatsen (Blerick en Berkele) destijds zeer begon toe te
nemen.
Een bijzondere
oorkonde. In het
onderhoud van de geestelijken in beide kerken was voorzien door gunsten (beneficiën)
en het aantal inwoners en gelovigen steeg gestaag, dus aan de inkomsten heeft
het niet gelegen. Toch vond de Heer van Borne dat het beheer van de kerken
beter af was met de kloosterlingen van Averbode, en hij vertrouwde ze niet
langer toe aan de wereldlijke machthebbers. Zijn bedoeling hiervan was, zoals
hij zelf verklaarde: ‘om God voor zijne
en zijner voorouders zonden voldoening te schenken’. Daarom droeg hij in
het jaar 1219 het patronaat en personaat van de genoemde kerken op aan de abdij
van Averbode. Engelbertus, aartsbisschop van Keulen, bevestigde deze overdracht
en nam benevens andere kerken, in 1224 ook die van Blerick en Berkele onder
zijne bescherming. Van 1219 tot 1837 hebben de witheren van Averbode onafgebroken de pastorele bediening van de
Blerickse Lambertuskerk waargenomen. Op het einde van de 18de eeuw bezat
Averbode het patronaat van 28 kerken, in het bisdom van Roermond die van Venlo
en Blerick. In het handschrift van Augustino Boterdael (1702-1777) vinden we de
naamlijst van de meeste pastoors tot eind 18de eeuw, aangevuld met
enkele persoonlijke aantekeningen.
Transcriptie van de overdracht in 1219 van het
patronaat (jus patronatus) en
personaat (jus personatus) van
Blerick en Berkele (Horst) aan de abdij Averbode:
In nomine sanctae et individuae Trinitatis. Ego Otto
Dominus de Born, omnibus hoc scriptum inspecturis in perpetuum salutem. Quoniam
ea, quae temporaliter fiunt, a memoria hominum persaepe tollit oblivio, unde
non nunquam oritur dissensionis occasio; quapropter scriptis fecimus
commendari, quae ad posterorum notitiam necesse duximus conservari. Notum ergo
facimus tam praesentibus quam futuris, quod nos de assensu uxoris nostrae
Petronellae et filiorum nostrorum jus patronatus et personatum ecclesiae de
Bleirke et ecclesiae de Berkele quae est filia dictae ecclesiae de Bleirke,
necnon et assensu Domini Arnoldi comitis de Loss, a quo patronatum dictarum
ecclesiarum in feudo tenebamus, in remissionem peccatorum nostrorum et
predecessorum contulimus ecclesiae de Averbode, quiete et libere possidenda in
perpetuum. Ut autem haec nostra donatio solemniter facta in perpetuum stabilis
et inconvulsa praefatae ecclesiae permaneat, eam praesenti Dni Arnoldi comitis
de Loss, sigillorum appensione muniri fecimus et corroborari. Acta sunt haec
anno Incarnationis Domini millesimo ducentesimo decimo nono.
Deze prachtige oorkonde is dit jaar 800 jaar geleden
opgesteld en bevindt zich in het archief van Averbode. Wil je er meer over
lezen? Bij de Bruna in Blerick ligt een boekje ‘de alde Lambertuskerk’ met alle details.