donderdag 8 mei 2025

Gäötje ónger naeve de moor

Over hygiëne, roodvonk en leverbot in Blerick

Er wordt momenteel in Blerick nieuwe riolering aangelegd, dat roept bij mij de vraag op: ‘maar hoe zat het met de hygiëne in vroeger tijden’? Welke invloed had dat op de gemiddelde levensverwachting?
Werden mensen rond 1900 gemiddeld slechts 50 jaar oud, in 1950 lag dat gemiddelde al rond de 70 jaar. Volgens de cijfers van het CBS is de gemiddelde leeftijd in 2023 gestegen naar 81,8 jaar. Voor mannen was dit 80,3, voor vrouwen 83,3 jaar.
Factoren die de gemiddelde leeftijd beïnvloeden zijn onder andere het geslacht (vrouw-man), genetica, etniciteit, omgeving, beroep, economische status en levenswijze. Gezond eten, bewegen en verslavingen vallen daar ook onder.
Steeds meer ligt de nadruk op ziektepreventie: voorkom specifieke ziekten en/of signaleer deze vroegtijdig. Door screening, vaccinaties en preventieve medicatie. Maar ook de hygiëne speelt een belangrijke rol. Schoon drinkwater, persoonlijke hygiëne en afvoer van vervuilde stoffen.

Ik heb een drietal voorbeelden in Blerick onder de loep genomen. In 1898 heerste er roodvonk in Blerick en men deed onderzoek waar dit vandaan kwam. Al snel bleken een drietal vervuilde poelen in het dorp een bron van ziektekiemen. De Bekkerspoel op de hoek Kloosterstraat / Steegstraat, de poel van Hermkens op de hoek Laurentiusstraat / Steegstraat en de ligging van de derde, de Drieke poel, is nog onbekend. Ook het lozen en dumpen van huisvuil en dierlijke mest bleken te leiden tot open riolen in en door het dorp. We weten dat er een ‘luip’ was van de Bekkerspoel door de Steegstraat, via de Maasbreesestraat naar de Maas. Mogelijk liep er ook een ‘luip’ door de Laurentiusstraat. Een ‘luip’ moeten we zien als een ondiepe greppel die het overtollige water afvoerde naar de Maas.
De inspectie van het geneeskundig staatstoezicht omschrijft het roodvonk-probleem in 1898 als volgt:

Bekkerspoel roodvonk[1]
Een correspondentie van den inspecteur met het gemeentebestuur van Maasbree, ter gelegenheid van het heersen van roodvonk te Blerick, over den gebrekkigen waterafvoer van een terrein, genaamd ‘Onder de Wieën en langs het Steegje’, gaf aanleiding tot het besluit, dat aan een deskundige zou worden opgedragen te onderzoeken, op welke wijze verbetering in den toestand zou zijn aan te brengen. Het bleek nu dat die afvoer, welke ogenschijnlijk zou moeten geschieden in de richting aangewezen door de waterleiding ‘Bekkerspoel’, onmogelijk was wegens gebrek aan verval, terwijl het leggen van een riool vanaf ‘de Wieën’ door het dorp en verder langs de kerk direct naar de Maas moest worden opgegeven wegens de kosten (1800 gulden), ongeacht nog het daardoor te duchten gevaar dat bij hogen stand der Maas het water zich door zulk riool zou opstuwen en bijgevolg de laagste gedeelten van het dorp zouden onderlopen. Het rapport concludeerde mitsdien:
 1. :tot het doen vervallen der pomp onder ‘de Wieën’, waardoor een aanzienlijke hoeveelheid water minder zal af te voeren zijn;
 2. :tot het laten uitdiepen en geregeld reinigen van een drietal poelen, namelijk bij de pomp, in den hoek bij Hermkens en het Drieke Poelke, waarheen alsdan het water kan geleid worden; 
 3. :tot een degelijke reiniging van den Bekkerspoel en daarmede verband houdende, strenge handhaving van artikel 50 van het provinciaal wegenreglement, hetwelk verbiedt water uit de huizen , stallen of mestvaalten op de wegen en voetpaden en daartoe behorende sloten of greppels te laten uitlopen, zomede daarop of daarin vuilnis of mest uit te storten of neder te leggen.
Blijkens mededeling van het gemeentebestuur zal de verbetering in die richting worden gezocht.

Dat aan de hygiëne heel wat schortte, kunnen we lezen in een verhaaltje van Bestevader[2] uit 1949. Op de hoek Laurentiusstraat / Pontanusstraat  verdwijnt het open riool uit de Laurentiusstraat onder de weg door om aan de andere kant richting Maas te lopen. Bestevader spreekt over de ‘toter’ van dierlijk en menselijk afval.

Bestevader vertelt:
Zóndig 7 mei 1949 waas d'r nag ens wet te zeen oèt d'n alden tièd. In de winkel van Baerde-Triènekes stóng un moèje schilderie van ut alde hoès van Thei Nabbe-Van de Laar, daoveur ut alde hoès Bolle. Doe veel ut mich inens in det versje. Wet waas daen tièd toch vruujer schoeën, wie we nag op klumpkes leepe. Ós schoeëljaore wie det ald hoès dao nag stóng. Edere morge nao de schoeël met ós naoberjónges. Levrinse Sjang en Bolle 'n sträötje (de latere Laurentiusstraot) van enne gojje maeter breid en achter die huùs in de richting van de schoeël twieë haof-more woeë we doe nag neet euver kóste kièke. As me doe van de Baovestraot det sträötje ingóng, hei me rechs ut Levrinsehoès met 'n gäötje ónger naeve de moor woeë ut smaerig water oèt de keuke door wegleep nao de straot. Vur 't hoès van Bolle hei me 'n saort rioeëlpöt met 'n ièzere plaat op woeë det stort-en raegenwater in leep en ónger door de waeg door Clercx zienen haof nao de Maas leep. Dae pöt waas 'n saort magneet vur ós kölse en stuiters; as ze dao invloge, waas ut vreute in d'n toter, as we ze truuk vónge heie we gelök. Naeve die keuke van Levrinse Sjang op de schoeël aan ware de stal en de verkeshokke. En in de moor ware ièzere plate met gate in, dao kwame de verkes met eur stopkontak of snoèt aan vreute en den perbeerde we wal ens mei met 'n stekske of speer stroeë of dao genne stroum op stóng. In det ald hoès aan dae raam vur det rioeël zote de twieë breurs Kuuebke en Wullem Bolle te schoestere. Einen broor, Pauw, werkde op d'n akker en Kaat zorgde vur d'n hoèshald. As me binne kwaam un groeët veurhoès met kezelsteinkes ingelag en in de kamer rechs zote de schoesters. Rechs naeve de moor in det veurhoès 'n paar groeëte kes en dao keek ik altièd nao as ik binne kwaam, want dao loog mien foeëj op as ik un baodschap mós doon.

Leverbot
Het derde voorbeeld raakt de toenmalige grote schare schapen die Blerick rijk was. Op de uitgestrekte Blerickse heide lag het Kolenven tussen de Krayelheide en de Römer. In dat gebied lagen ook nog andere vennen (Grote Römer, Galgenven, Diepven, Koelbroek). Iedere boerderij had vroeger een kudde schapen voor de wol, het vlees en heel belangrijk: de mest. De schapen werden uitgelaten op de heide en dronken uit de vennen. In de (vooral ’s zomers) ondiepe vennen op de hei kwam een parasiet (de leverbot) voor waaraan schapen acuut dood konden gaan. De enige remedie hiertegen was om het water van de vennen droog te leggen via afwatering. Een van die vennen was het Kolenven, dat ongetwijfeld zijn naam dankt aan de donkerbruine kleur van het stilstaande water, veroorzaakt door humuszuren Men heeft intussen het Kolenven in ere weten te herstellen.


Wat waren de ziekteverschijnselen
[3]?
Roodvonk (ook wel scarlatina genoemd) is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie: de groep A-streptokok. Deze bacterie maakt een gifstof (toxine) aan die de typische klachten veroorzaakt. Roodvonk komt vooral voor bij kinderen tussen de 3 en 12 jaar, maar ook volwassenen kunnen het krijgen. Klachten zijn plotselinge koorts, keelpijn en moeite met slikken, opgezwollen klieren in de hals, roze/rode huiduitslag die aanvoelt als schuurpapier, meestal eerst op de borst en buik, daarna over het hele lichaam. Later vervellen van de huid, vooral op de handen en voeten. Roodvonk is besmettelijk via hoesten, niezen of direct contact. Iemand is meestal niet meer besmettelijk 24 uur nadat hij/zij is begonnen met antibiotica.

Leverbot (ook wel Fasciola hepatica) is een parasitaire worm die voorkomt bij grazende dieren zoals koeien en schapen, maar soms ook mensen kan besmetten. De worm leeft in de lever en galgangen van zijn gastheer. Levenscyclus van de leverbot: (1) de worm legt eitjes in de galgangen (deze komen via de mest in het water); (2) in water ontwikkelen ze zich tot larven (deze besmetten waterslakken); (3) uit de slak komen nieuwe larven die zich vastzetten op waterplanten; (4) dieren (of mensen) raken besmet door het eten van besmette waterplanten zoals waterkers. Symptomen bij mensen (zeldzaam, maar mogelijk): koorts, pijn rechtsboven in de buik (bij de lever), misselijkheid, vermoeidheid en soms geelzucht.

Samenvatting
Het zag er zo’n 100-150 jaar geleden niet al te proper uit in Blerick. Het zal het ziekte- en sterftecijfer bij mens en dier zeer zeker hebben beïnvloed. Het droogleggen van de ondiepe vennen, aanleg van riolering en waterzuivering hebben zeker bijgedragen om dit varkentje te wassen.
We weten nu ook waarom de waterpomp in het centrum van Blerick is verdwenen. En goed voor ons ecosysteem dat tenminste één ven (het Kolenven) weer in oude glorie is hersteld. Hopelijk blijven de leverbotjes weg.



[1] Uit: NTVG; 1898 Geneeskundig staatstoezicht.pdf

[2] Wiel Aerts (1882-1970) 'Oèt d'n alden tièd' in het Blerickse weekblad Ons Blad

[3] Met Chat GPT opgezocht